
Er hing een koortsige spanning in de lucht toen het moment van de modeshow van Alexander McQueen voor lente zomer 2026 in Parijs zich aandiende. De onmiskenbare mix van verwachting en ontzag die door de zaal golft vlak voordat de eerste look verschijnt. Onder de creatieve leiding van Seán McGirr is McQueen een nieuwe fase van zinnelijke onrust ingegaan — een wereld waarin het oerkrachtige botst met het precieze, en waarin instinct uiteindelijk de controle overwint.

Te midden van de frenesie van de Paris Fashion Week ontvouwde McGirr’s show zich als een ritueel — een dialoog tussen discipline en verlangen. Geïnspireerd door de horrorfilm The Wicker Man (Robin Hardy, 1973) analyseerde McGirr voor deze nieuwe zomercollectie de spanning tussen het ordelijke uniform en de wilde natuur, waarbij de huiscodes door een moderne, vurige lens werden heruitgevonden.
De legendarische scherpte van McQueen bleef behouden, maar de grenzen vervaagden. Officiersjassen, ooit symbolen van strengheid, kregen een losse twist — met verplaatste zakken en verzacht door subversieve snits. Bustierjurken gebruikten uniformstoffen, maar kregen nieuwe, vrouwelijke vormen. Het was McQueen-tailoring op zijn stoutmoedigst: streng en rauw tegelijk, sculpturaal en stedelijk.

Er hing een onmiskenbare lichamelijkheid in de collectie — kleding die leek te bewegen met verlangen. Overhemden en popeline jurken werden strak getrokken, terwijl rokken en broeken laag op de heup vielen, een herinterpretatie van McQueens beruchte “bumster”, nu met een glanzende verstelbare gesp. McGirr’s vrouwen waren noch ingetogen, noch verlegen. Korsetten werden bevrijd van traditie — niet om het lichaam te dwingen, maar om zijn ritme te volgen, in jacquardjurken en laarzen die glansden onder het licht.

Naarmate de show vorderde, werd de sfeer intenser, bijna instinctief. De natuur, eerst beteugeld, begon te bloeien — of te branden. Abstracte insectenprints zweefden over parachutezijden jurken; andere leken verschroeid, met gespoten dégradés die vervaagden tot vonken van pailletten en vurige versieringen. Lagen van chiffon vloeiden in vlammende slierten, als adem die oplichtte. Het was McQueen-drama in zijn meest elementaire vorm — een schoonheid op de rand van verwoesting.
De stoffen belichaamden tegenstellingen: scherp gesneden wol-mohair-hopsack werd gecombineerd met bedrukt leer en metalen kettingmail, verzacht door fijne bloemjacquards en zonovergoten zijde habotai. Elke look balanceerde strengheid en zachtheid en stelde de centrale vraag: wat gebeurt er wanneer instinct het wint van de orde?

De accessoires ademden diezelfde dubbele energie. De Manta-tas — een herinterpretatie van het archiefmodel De Manta — werd geshowd met korsetveters, franjes. Schoenen brachten de hoornvormige hak uit 2003 terug, toegepast op muiltjes, laarzen en sandalen in gevormd leer en bloemjacquard. Sieraden haalden hun kracht uit folklore: schaar-, insecten- en wensbeenbedels schitterden als talismannen.

Aan het einde van de show, toen de lichten doofden, leek het publiek opgelucht adem te halen. McGirr’s modecollectie voor lente zomer 2026 draaide niet om kiezen tussen beheersing en rebellie, maar om leven in de verfijnde spanning ertussen. Een collectie die draait om de vraag: wat is er nodig om dat oerinstinct op te wekken en eraan toe te geven?Bij Alexander McQueen ligt het antwoord — zoals altijd — ergens tussen gevaar en verlangen, instinct en intellect, natuur en het sublieme.